Geavanceerd
mobiel
spoorkaart
spoorlijnen
tijdlijn
typen stations
reisplanner
nieuws
bronnen
links
literatuur
FAQ
contact
gastenboek
inloggen
overig
© disclaimer
architect: A.L. van Gendt - stationsweb

A.L. van Gendt

(1835 - 1901)

A.L. van Gendt is schepper geweest van een groot aantal belangrijke bouwwerken in Amsterdam. De Industrieschool voor Vrouwelijke Jeugd, Weteringschans 31 (naast het Barlaeus gymnasium van Springer) is een van Amsterdams laatste gebouwen geweest in een zuiver eclectische stijl.

Vanaf ongeveer 1880 hebben zijn werken een enigszins Weens karakter: de Hollandse Manege (Vondelstraat 140, 1880), restaurant Riche (Rokin 84/Enge Kapelsteeg, 1883) en het Concertgebouw (van Baerlestraat 98, 1883/86).

Dan volgt een periode van neo-renaissance: het weeshuis Weteringschans 261, het gebouw van de vereniging voor de koffiehandel, Raadhuisstraat 15, de handelsvereniging “Amsterdam”, Nieuwezijds Voorburgwal 162-170, het Burgerziekenhuis, Linnaeusstraat 89 en het winkelhuis, Muntplein 1/Amstel 2.

In die jaren werkte van Gendt met P.J.H. Cuypers mee aan het Centraal Station en met Springer aan de Schouwburg op het Leidseplein. Na 1894 werkte hij samen met zijn zoons, J.G.van Gendt en A.D.N. van Gendt. Samen bouwden zij onder andere de winkelgalerij aan de Raadhuisstraat en een winkelhuis aan de Herengracht/Raadhuisstraat. J.G. van Gendt en A.D.N. van Gendt zouden later als gebrs. Van Gendt A.L.zn verder gaan.

Adolf Leonard van Gendt werd op 18 april 1835 geboren te Alkmaar, als zoon van Johan Godart van Gendt en Henrietta Margaretha Thierens.5 J.G. van Gendt, geboren op 25 juli 1803 in Den Haag, was waterbouwkundige en werd onder andere in 1829 belast werd met de eerste opmetingen en het in kaart brengen van het Noord-Hollands Kanaal. In 1843 was hij lid van de commissie voor de grensregeling van Nederland en België en in 1852 van die voor de doorgraving van 'Holland op z'n smalst'. Onder I. Warnsinck ging hij naar Engeland en Schotland om de verbetering in de bouw van gevangenissen te bestuderen en daarna heeft hij zelf dergelijke gebouwen in Nederland uitgevoerd. Samen met Warnsinck werkte hij aan het inmiddels afgebroken Huis van Bewaring aan het Kleine-Gartmanplantsoen in Amsterdam (1847). Met de destijds hoogste rang bij de Rijkswaterstaat, die van hoofdingenieur der eerste klasse, is hij in 1867 gepensioneerd. Hij overleed op 26 februari 1875 te Weesp.

A.L. van Gendt kreeg zijn eerste opleiding aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten te Amsterdam. Al in 1853 was hij als opzichter werkzaam bij de bouw van de cellulaire gevangenis in Utrecht, die uitgevoerd werd onder leiding van zijn vader. In de daarop volgende jaren was hij in de leer bij de architecten J.G.J. van Roosmalen te Zwolle en L.J. Immink te Zaandam. Bij het overlijden van de laatste, in 1869, prees hij diens vermogen 'de juiste grens van de constructieve deelen te kennen, daar lichtheid en degelijke soliditeit van constructie daarbij hand aan hand gingen'.12 In 1855 voerde hij zijn eerste werk zelfstandig uit: de villa Flevo Rama te Huizen.13 Van 1857 tot 1861 was hij opzichter bij de uitvoering van spoorwegwerken in Rotterdam en van 1861 tot 1874 was hij als bouw- en werktuigkundige tweede klasse bij de Staatsspoorwegen, eerst in Alkmaar, later onder eerstaanwezend ingenieur A.J. van Prehn, in Amsterdam, belast met de aanleg van de spoorlijn Den Helder-Amsterdam (officieel Nieuwediep-Amsterdam geheten), met alle stations en kunstwerken. In hoeverre hij de gebouwen ontwierp, is moeilijk te achterhalen, aangezien er werd gewerkt met een standaardontwerp in vijf klassen. Gezien zijn publicaties over de stations Krommenie-Assendelft, Wormerveer, Koog-Zaandijk, Zaandam en Uitgeest is het aannemelijk dat hij in de uitvoering en afwerking van deze stations in elk geval een aandeel heeft gehad. Ook de stations van Utrecht, Hilversum en Baarn worden soms onder voorbehoud aan A.L. van Gendt, maar dan in betrekking tot de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (H.IJ.S.M.), toegeschreven.14 Al in de jaren zestig keek hij uit naar een andere baan. Toen G.N. Itz eind 1866 ontslag werd verleend als gemeente-architect van Dordrecht, behoorde A.L. van Gendt tot de sollicitanten, maar hij kreeg de functie, die hem ongeveer f.2800,- per jaar zou hebben opgeleverd, niet.15 In 1869 dong hij naar het ambt van hoofdopzichter bij het Hoogheemraadschap Rijnland. Hoewel hij was voorgedragen door de dijkgraaf en hoogheemraden, verloor hij met drie tegen vier stemmen van P. Maas Geesteranus.16 Omstreeks september 1874 werd Van Gendt eervol ontslagen bij de Staatsspoorwegen en vestigde hij zich als zelfstandig architect in Amsterdam.17 A.W. Weissman schreef hierover het volgende: 'Hij was jaren lang bij den aanleg der Staatsspoorwegen in Noord-Holland werkzaam geweest, met standplaats te Alkmaar. Het bouwen van het viaduct langs de Houttuinen had hem naar Amsterdam gebracht. Daar maakte hij kennis met verscheidene personen, die, toen de pas geopende Oosterspoorweg een goede verbinding met Baarn had gegeven, daar villa's wilden laten bouwen. Hij zeide nu den dienst der Staatsspoorwegen vaarwel en begon zijn particuliere practijk als bouwmeester dier buitenverblijven.'18 In feite had hij al eerder ontwerpopdrachten van particulieren aanvaard. Waar J.G. van Gendt zijn eerste opleiding ontving, is niet bekend. De oudste van de in het archief aanwezige, door hem gesigneerde en gedateerde tekeningen, is een studie van de 'Grieksche Bouwstijl', die hij in november 1886, dus op 20-jarige leeftijd, vervaardigde. In de jaren 1890-1891 verbleef J.G. van Gendt enige tijd in Berlijn, waarschijnlijk om praktijkervaring op te doen. In het kader van een prijsvraag, waaraan hij in 1890 deelnam, maakte hij twee gevelstudies voor een stadhuis in Zutphen, beide getiteld 'Skizze Rathhaus Zutphen', één met het opschrift 'Berlin 29/9 go'.19 Verder tekende hij in Berlijn achtereenvolgens: 'Atelier van Kayser & von Groszheim, Hilde-brandtstr 7 Berlin', op 16 februari 1891 en de 'Union Club Schadowstr No. 9 Berlin (L. Heim 83)', op 10 maart 1891. Op 9 april 1891 schetste hij 'J.J. Sluiter in zijn werkkamer, Lutzowstr 4 Berlin'. Blijkens andere schetsen bevond hij zich op 28 april 1891 in Genua en later in Rome en Napels. Waarschijnlijk maakte hij tijdens dezelfde reis enkele ongedateerde tekeningen in Zug (Zwitserland), Mechelen en Londen. In 1896 werden in Architectura vier reisschetsen van J.G. van Gendt gepubliceerd, het 'Spalenthor' in Bazel, het Palazzo Massimi in Rome, het hoofdaltaar van de San Agostino in Siena en een hal met een trap in Genua ingezonden als antwoord op de 'Iste schetsprijs. vraag'.20 Waarschijnlijk was hij in de jaren 1891-1892 werkzaam op het bureau van zijn vader. Pas in januari 1893 signeerden zowel A.L. als J.G. van Gendt de ontwerpen voor de tramremise aan de Willemsparkweg. Tot eind 1896 bleef het gebruikelijk, dat A.L. van Gendt en J.G. van Gendt tekeningen, bestekken en stukken gezamenlijk ondertekenden. Het winkel- en woonhuis Raadhuisstraat 19 hoek Herengracht in Amsterdam is links van de ingang gesigneerd 'A L & J.G. van Gendt. Architecten'. De bouw van de gaarkeuken aan de Pijlsteeg, aanbesteed op 22 februari 189, geschiedde voor het eerst onder verantwoordelijkheid van A.L. van Gendt, J.G. van Gendt en A.D.N. Van Gendt, als 'A.L. van Gendt en Zonen'.21 De winkelgalerij aan de Raadhuisstraat uit 1898 draagt op een pijler de signatuur 'A.L. van Gendt en Zonen. Architecten'. Ook na de dood van A.L. van Gendt handhaafden de twee broers aanvankelijk deze naam. Vervolgens ondertekenden ze als 'Gebroeders van Gendt', een naam die ook na 1914, toen J.G. van Gendt de firma verliet, in gebruik bleef en die zelfs nadat A.D.N. van Gendt in 1932 was overleden, tot in de jaren veertig werd aangehouden. In de aan hem gewijde monografie A.D.N. van Gendt. Architect-Amsterdam komt de jongste zoon van A.L. van Gendt naar voren als een leergierig type. Hij voelde zich, volgens de anonieme auteur, al vroeg aangetrokken tot het vaderlijk bedrijf. Op eigen verzoek kreeg hij tekenles op de Quellinusschool. Na het eindexamen H.B.S. ging hij onmiddellijk in de praktijk en leerde hij eerst timmeren in de werkplaatsen van de heer D. Schut. Daarna werd hij tekenaar op het bureau van de architect G.W. Vixseboxse en volgde hij tegelijkertijd verschillende lessen op de kunstnijverheidsschool. Van 1895 tot 1896 verbleef ook A.D.N. van Gendt, evenals zijn broer vijf jaar eerder, in het buitenland. Hij ging naar Schotland om als tekenaar te werken op het bureau van John James Burnet te Glasgow, toen 'Burnet, Son and Campbell' geheten en waarschijnlijk in tal van opzichten vergelijkbaar met het bureau Van Gendt. H.S. Goodhart-Rendel typeerde 'the great Burnet' eens als een buitengewoon aardige 'Frenchified Scotsman', die zeer gesteld was op doelmatigheid, orde en systeem en niet geïnteresseerd was in stijl als zodanig.22 Van Gendt jr. heeft er ongeveer anderhalf jaar doorgebracht en deed er ervaring op met het ontwerpen van bankgebouwen, onder andere door deel te nemen aan een prijsvraag voor een bank. In twee schetsboekjes 'noteerde' hij zijn waarnemingen (en waarschijnlijk ook een aantal eigen fantasieën) in Schotland en Engeland: gebouwen in de 'Scottish (of Scotch dan wel Scots) baronial style', de orginele, zeventiende-eeuwse versie, zowel als de negentiende-eeuwse 'picturesque revival', in een aantal gevallen ontworpen door Burnet. Ook tekende hij meermalen architectuur in de 'cottage style'. De schetsen zouden later een voorraad van motieven blijken te zijn, waaruit nog lang werd geput. Bij zijn terugkeer in Amsterdam in 1896 werd hij samen met zijn broer deelgenoot in de firma van zijn vader.

Ontworpen stations door A.L. van Gendt

1874 Utrecht Maliebaan stationsgebouw Nog aanwezig
Baarn stationsgebouw Nog aanwezig
1882 Amsterdam Centraal stationsgebouw Nog aanwezig